Lees het originele artikel

Met de Woningbouwimpuls wil het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het woningtekort terugdringen. Met een bijdrage uit de impuls kunnen lastig te financieren woningbouwprojecten toch gerealiseerd worden. Afgelopen september kregen 21 gemeenten geld voor 27 projecten voor de (versnelde) bouw van ruim 51.000 woningen, waarvan bijna twee derde in het betaalbare segment.

Indienen aanvraag

De Woningbouwimpuls zet in op sneller en meer (betaalbare) woningen realiseren om zo het woningtekort in te lopen, vooral voor starters en mensen met een laag en middeninkomen, en de bouwproductie hoog te houden. Om in aanmerking te komen voor een bijdrage, moeten projecten aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moeten projecten minimaal 500 woningen opleveren, waarvan minstens de helft betaalbare woningen zijn. Daarbij moet de bouw van woningen binnen drie jaar starten en moeten de mede-overheden minimaal 50% van het financiële tekort cofinancieren.

Gemeenten kunnen vanaf 26 oktober tot en met 23 november 2020 een aanvraag indienen bij het RVO-loket Woningbouwimpuls. Een onafhankelijke commissie toetst de aanvragen en brengt vervolgens advies uit aan minister Ollongren. In februari 2021 wordt bekend gemaakt welke projecten een financiële bijdrage krijgen.

Ook in 2021  krijgen gemeenten de kans om woningbouwprojecten aan te melden voor een bijdrage vanuit de impuls.

Woningbouwimpuls

In Nederland is een groot tekort aan woningen: de komende tien jaar moeten er minstens 845.000 woningen bijgebouwd worden. Daarbij is er vooral veel vraag naar betaalbare woningen voor starters en mensen met een laag of middeninkomen. Met de Woningbouwimpuls draagt het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij aan projecten die anders moeilijk of traag tot stand komen, omdat ze een financieel tekort kennen.

Het geld kan ingezet worden voor het betaalbaar maken van woningen of voor het geschikt maken van de locatie voor woningbouw. Bijvoorbeeld voor de sanering van vervuilde grond, het uitplaatsen van bedrijven, de inrichting van de openbare ruimte of de ontsluiting van de locatie. Ook kan het geld ingezet worden voor maatregelen die de uitstoot of het effect van stikstof op de natuur beperken indien de doorgang van het project hier afhankelijk van is.


Lees het originele artikel